Grammatica zinsontleding

Je hebt 10 van de 15 vragen goed beantwoord.
Your score was: 67 %

Bekijk hieronder je niveau:

14 of 15 goede antwoorden hbo, wo (C1)
Taalniveau 4F
12 of 13 goede antwoorden bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 4 (B2)
Taalniveau 3F
10 of 11 goede antwoorden onder-/middenbouw havo/vwo, bovenbouw vmbo, mbo niveau 3 (B1)
Taalniveau 2F
8 of 9 goede antwoorden vmbo 1e en 2e jaar (A2)
Taalniveau 1F/2F
7 of minder goede antwoorden onvoldoende
Taalniveau 1F

De uitslag van deze test geeft je een indicatie van het niveau waarop je dit onderdeel van de Nederlandse taal beheerst.

 

Antwoorden

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

1. Deze vakantie gaan wij naar Duitsland.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

2. Deze vakantie gaan wij naar Italië.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

3. Deze vakantie gaan wij naar Frankrijk.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

4. Misschien kopen zij vandaag een nieuwe computer.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Score 0 of 1

Vraag:

Multiple choice question

5. Misschien kopen zij vandaag een nieuwe computer.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

6. Misschien kopen zij vandaag een nieuwe computer.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Score 0 of 1

Vraag:

Multiple choice question

7. Zij zoeken een computer die heel snel is.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

8. Zij zoeken een computer die heel snel is.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Score 0 of 1

Vraag:

Multiple choice question

9. Zij zoeken een computer die heel snel is.

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

bijvoeglijke bepaling

Jouw antwoord:

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

bijvoeglijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

10. Ik werk graag met snelle computers.

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

meewerkend voorwerp

bijvoeglijke bepaling

Jouw antwoord:

onderwerp

lijdend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

meewerkend voorwerp

bijvoeglijke bepaling

Score 0 of 1

Vraag:

Multiple choice question

11. Ons is gevraagd iets eerder aanwezig te zijn.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

Feedback:

In deze zin is ‘iets eerder aanwezig te zijn’ het onderwerp van de zin. Er wordt iets ‘aan ons’ gevraagd. Je kunt ‘aan’ voor ‘ons’ zetten. ‘Ons’ is een meewerkend voorwerp.

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

12. Wij sturen alle scholen een brochure.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

13. Wij sturen alle scholen een brochure.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Score 1 of 1

Vraag:

Multiple choice question

14. Wij sturen alle scholen een brochure.

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Score 0 of 1

Vraag:

Multiple choice question

15. De taaltest is inmiddels een begrip.

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling

Jouw antwoord:

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

bijwoordelijke bepaling